Leghennen, vleeskuikens en parelhoenders |
4 m2 per dier |
|
Opfokhennen en leghanen |
1 m2 per dier |
|
Vleeskuikens in mobiele stallen |
2,5 m2 per dier |
|
Eenden |
4,5 m2 per dier |
|
Kalkoenen |
10 m2 per dier |
|
Ganzen |
15 m2 per dier |
Dagelijkse uitloop is verplicht voor biologisch pluimvee, te beginnen op een zo jong mogelijke leeftijd. Maar onder bijzondere omstandigheden mag u de dieren binnenhouden. Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld:
Als biologische veehouder heeft u inzichtelijk wanneer de dieren toegang hebben tot de uitloop. Deze documentatie kunt u tonen tijdens een (onaangekondigde) inspectie. Dit kan bijvoorbeeld bijgehouden worden in een kalender of veeboek.
Onderstaande voorbeelden beschrijven situaties waarbij het nodig kan zijn om dieren binnen te houden. Ook worden voorbeelden gegeven van passende bewijslast. De hieronder genoemde voorbeelden zijn voorbeelden. Er kunnen in de praktijk andere situaties zijn waarbij het pluimvee binnen wordt gehouden.
Dit kan heel breed zijn. Soms kan het beter zijn dat de dieren tijdelijk even binnenblijven als ze ziek zijn. Een ziek koppel betekent niet per definitie dat de dieren binnen mogen blijven. Dat is afhankelijk van de omstandigheden en moet altijd samengaan met een goede onderbouwing.
Aantoonbaarheid: Dit kan door middel van een veterinaire onderbouwing al dan niet met lab-uitslagen/aanvullende diagnostiek. Er moet door de dierenarts aantoonbaar aangegeven zijn dat de dieren binnen moeten blijven en hoelang ze binnen moeten blijven. Enkel een visitebrief is onvoldoende. Bij verlengen van de vastgestelde periode is er een nieuwe verklaring nodig.
Soms kan pluimvee heftig reageren op een vaccin. Dan kan het, afhankelijk van de situatie, beter zijn ze tijdelijk binnen te houden.
Aantoonbaarheid: De tijd dat de dieren binnen gehouden worden moet aantoonbaar en onderbouwd zijn. Dat kan bijvoorbeeld door bewijs van vaccinatie en een verklaring van de dierenarts dat dieren binnen moeten blijven en hoelang. Routinematig de dieren binnenhouden na het geven van een vaccinatie vanwege een mogelijke vaccinatiereactie is niet toegestaan.
Als dieren kortdurend geen toegang tot water mogen krijgen anders dan het gemedicineerde water in de stal (dus niet in de uitloop waar bijvoorbeeld regenplassen kunnen staan of dauw op te pikken is) kan dit een reden zijn om de dieren binnen te houden. De duur moet altijd zo beperkt mogelijk gehouden worden.
Aantoonbaarheid: De tijd dat de dieren binnen gehouden worden moet aantoonbaar onderbouwd zijn. Dat kan bijvoorbeeld door: het gebruiksvoorschrift met de (berekende) toedieningstijd of het attest/begeleidende brief van de dierenarts met daarin de periode geadviseerd dat de dieren binnen moeten blijven.
Om de juiste dosering van medicijnen op water te kunnen bewerkstelligen kan het nodig zijn een dag voor de vaccinatie (dus voor de werkelijke toediening) de dieren een aantal uren binnen te houden om na te gaan hoeveel liter water het koppel over een bepaalde tijd drinkt. Hiervoor is dezelfde bewijslast nodig als bovengenoemd.
Te denken valt hier bv. aan overschrijding van de afkeurgrens van dioxine in de eieren.
Aantoonbaarheid: Een brief/bericht van, of naar, COKZ of NVWA waaruit blijkt dat er een dioxineprobleem is en dat de dieren geen gebruik mogen maken van de uitloop. Indien hier sprake van is: meldt dit bij Skal en houdt Skal op de hoogte van de ontwikkelingen. Informeer Skal wanneer de uitloop weer in gebruik genomen wordt.
Wij controleren tijdens de jaarlijkse inspectie of u uw pluimvee uitloop geeft. Bovendien voeren wij onaangekondigde inspecties uit. Hierbij kijkt de Skal-inspecteur ook naar de beschikbaarheid en het gebruik van de uitloop.
Het is toegestaan om voor een periode niet-biologische dieren te beweiden op biologische weidegrond. Dit mag maximaal 7 maanden op hetzelfde perceel. De niet-biologische dieren mogen niet op hetzelfde moment als biologische dieren op de biologische grond aanwezig zijn.
De mest van niet-biologische dieren telt mee als A-meststof voor de periode van het jaar dat de dieren geweid worden op biologische percelen. De stalmest van deze niet-biologische dieren telt mee als B-meststof.
U heeft in een duidelijk beweidingsplan vastgelegd:
Verordening (EU) 2018/848, bijlage II, deel II, punt 1.4.2.1.