U past vruchtwisseling toe om de vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem in stand te houden of te verhogen. Door middel van vruchtwisseling bestrijdt u ook parasieten, ziekten en onkruiden.
Voor eenjarige gewassen geldt een vruchtwisselingseis van minimaal één op twee jaar. Een gewas dat u in het huidige kalenderjaar teelt, mag u het opvolgende kalenderjaar niet weer telen. Na een tweejarig gewas teelt u het volgende jaar een ander gewas. Vlinderbloemigen of andere groenbemesters maken onderdeel uit van uw vruchtwisselingsschema. De vlinderbloemigen en/of groenbemesters moeten zijn ingezet voordat een hoofdteelt weer terugkomt op hetzelfde perceel.
Voor blijvende teelten geldt de vruchtwisselingseis niet.
Als u binnen een jaar twee verschillende gewassen teelt, mag u dit het volgende jaar weer doen. Dit geldt alleen als de hoofdteelt maximaal zeven maanden en de tussenteelt minimaal vijf maanden duurt.
Als u binnen een jaar dezelfde gewassen teelt of als de hoofdteelt langer duurt dan zeven maanden en de tussenteelt korter dan vijf maanden, dan moet de hoofdteelt in het volgende jaar een ander gewas zijn.
U mag twee korte teelten van dezelfde gewassen telen. Teelt u nog meer gewassen in dat jaar, dan moeten dit andere gewassen zijn.
Bijvoorbeeld twee teelten van gewas A en twee teelten van gewas B. De volgorde kan variëren: AABB, ABBA, ABAB.
Afhankelijk van de totale teeltduur van hoofdteelt A (maximaal 7 maanden) en tussenteelt B (minimaal 5 maanden) past u vruchtwisseling binnen het jaar of tussen de jaren toe.
Voor telers die in verwarmde kassen telen en die niet kunnen voldoen aan de eis van inzet van vlinderbloemigen of groenbemesters voordat dezelfde hoofdteelt terugkomt, geldt de volgende voorwaarde:
Minimaal één keer in de vijf jaar moeten alle percelen begroeid zijn geweest met vlinderbloemigen en/of groenbemesters. Dit kan ook in de vorm van teelt of ondergroei van een groenbemestingsgewas en/of een vlinderbloemig gewas. Dit gewas moet zich zichtbaar ontwikkeld hebben gedurende de teeltperiode. De teler legt vast wanneer welke percelen met een groenbemester of een vlinderbloemige ingepland zijn. Daarbij wordt vastgelegd: perceel, zaadmengsel, BIO status mengsel, zaaidatum en beëindigingsdatum van groenbemester teelt. Afleveringsbonnen, facturen en foto's van deze tussenteelt worden bewaard.