Arnold Lageschaar werkt als productieleider bij Kemperkip BV, waaraan hij en zijn vrouw sinds 1999 ook maïsscharrelkippen leveren. Sinds kort zijn ze overgeschakeld naar biologische vleeskuikens. De omschakelperiode duurde een jaar. “Eigenlijk komt het erop neer dat je een jaar stilligt.”
Toen Arnold Lageschaar zijn boerderij in 1992 kocht was het een melkveebedrijf. Hij en zijn vrouw Wilma begonnen een caravanstalling en gingen aanvankelijk varkens houden. Maar pluimvee ligt hem meer, vertelt Arnold. “Het nieuwsgierige van varkens is mooi, maar ze zijn ook groter en onrustiger. Ik ben wat rustiger van aard, dat zijn kippen ook. Dat past beter bij me.”
Vanaf 1999 levert Maatschap Lageschaar & Lageschaar van Arnold en Wilma maïsscharrelkippen aan Kemperkip BV, waar Arnold ook productieleider is. KemperKip bewaakt de hele productieketen. Het bedrijf levert de eendagskuikens, slacht en verwerkt de kippen. “Dus van kuiken tot eindproduct.”
Op een gegeven moment voldeden de stallen van Lageschaar & Lageschaar niet meer aan de eisen, de ammoniakuitstoot moest omlaag. Toen hadden ze twee mogelijkheden: stoppen of overschakelen op biologisch. “Ik was er nog niet klaar mee, dus het werd het laatste.” Het aantal kippen moest sowieso omlaag, maar met maïsscharrelkippen kon dat niet uit.
Voor de overstap naar biologisch hadden ze genoeg grond en door de hogere afzetprijs kon dit wel uit. “Daarbij komt dat ik weet dat ik dat biologische vlees kan afzetten bij Kemperkip”, vertelt Arnold. “Daar verkopen we inmiddels alleen nog maar biologisch. Het is gemakkelijker als er nog maar één stroom wordt aangeboden, dan is er geen risico op vermenging.”
Zijn tweede koppel biologische kuikens zijn er 1400. Dat is te weinig om er een basisinkomen uit te halen. “Per biologische kip moet je vier vierkante meter uitloop hebben. Ik zou wel willen uitbreiden, maar de grondprijs is dusdanig hoog dat ik dat nog niet gerealiseerd heb.” Dat het voor hem een nevenverdienste is, maakte de keuze voor biologisch gemakkelijker. Want het komt erop neer dat je een jaar stil ligt.
Dat er nu minder dieren te verzorgen zijn, heeft overigens ook voordelen. Het is minder arbeidsintensief en de druk is minder. “De zomers van 2019 en 2020, toen het regelmatig boven de dertig graden was en ik nog meer kippen had, kwam ik na mijn werk niet zo rustig thuis als nu. Dan ging ik meteen naar de schuur om te kijken hoe het ermee ging.
Het hok moet zo koel mogelijk zijn, dus overdag ventileren en 's avonds alles openzetten zodat er zoveel mogelijk frisse lucht binnen komt. Kippen kunnen namelijk niet zweten, die moeten de warmte via de snavel kwijtraken. Dan wordt het langzaam benauwd in zo'n stal. Maar met biologische kippen heb je minder grote aantallen en heb je ook minder problemen met oververhitting of slechte lucht.”
De overstap verliep voorspoedig. De vleeskuikens leven langer en blijven dus langer op het bedrijf, maar zolang het zomers niet te heet wordt, gaat het volgens Lageschaar allemaal vanzelf. De inspectie vond hij streng, “overigens terecht”. “Het is niet zomaar even een bezoekje, want ze vragen echt door: hoe zit dat, hoe gaat dat?”
Vooral in het strooisel en het ruwvoer moest hij zich echt even verdiepen. “Ik haal het niet van mijn eigen land, dus dan moet je goed oppassen wat je aankoopt. Ik heb houtstrooisel gebruikt, dat is gewoon gangbaar want dat is niet biologisch verkrijgbaar. Dat is dan toegestaan. Het ruwvoer moet wel echt biologisch zijn. Het is een kwestie van je goed verdiepen in de regels. Maar je wil eraan voldoen, dus dan ga je ervoor.”
Over de toekomst van het biologische marktaandeel is hij voorzichtig. “De kwaliteit is goed: het is een compleet stukje ander vlees, de structuur is beter. Maar daar moet de consument wel wat extra's voor over hebben. Dat is de vraag.”