In de laatste fase van de dracht en tijdens de zoogtijd moeten zeugen zich vrij in hun omheinde ruimte kunnen bewegen en mag hun beweging alleen kortstondig worden beperkt.
In het algemeen is het toegestaan het liggedrag van de zeug te sturen door bijvoorbeeld valbeugels en horizontale buizen. Onder de voorwaarden dat de zeug voldoende bewegingsvrijheid heeft (minimaal 2,5 m2), zich gemakkelijk om kan omdraaien en gemakkelijk languit kan gaan liggen. Daarnaast dient de zeug in de kraamstal permanent toegang tot de buitenruimte te hebben, wanneer de weers- en seizoen omstandigheden dit mogelijk maken.
Zeugen mogen in hun beweging kortstondig (maximaal 3 dagen) worden beperkt alleen indien dit nodig is om doodliggen van biggen te voorkomen.
Het vastzetten van berige zeugen in de dekstal (ligbox) is alleen toegestaan uit oogpunt van veiligheid. Het is bovendien een tijdelijke maatregel voor maximaal 4 dagen indien dit nodig is om te voorkomen dat een berige zeug zichzelf of andere dieren verwondt.
Wettekst: EU-verordening 2018/848 Bijlage II - Deel II: 1.9.3 en 1.7.5
Lees volledige wettekst