Met ingang van 1 januari 2022 mag een biologisch bedrijf nog maximaal 25% van het rantsoen uit omschakelingsvoer* laten bestaan (is tot die datum maximaal 30%). Veebedrijven mogen tot 100% omschakelingsvoer gebruiken wanneer het omschakelingsvoer uitsluitend van eigen bedrijf komt.
Voer uit het eerste jaar van de omschakeling wordt niet als biologisch aangemerkt, maar bedrijven in omschakeling mogen dit voer van eigen blijvend grasland, blijvende voedergewassen of eiwithoudende gewassen die tijdens het eerste jaar van omschakelen zijn ingezaaid, tot een aandeel van 20% aan de dieren voeren (ongewijzigde regelgeving).
* Omschakelingsvoer is afkomstig van gewassen die in het tweede jaar van de omschakeling geoogst dan wel geproduceerd zijn.
Lees volledige wettekst