a) voedsters met jongen: tot de spening krijgt een voedster lichter dan 6 kg minimaal 0,6 m2 en een voedster zwaarder dan 6 kg minimaal 0,72 m2;
b) drachtige voedsters en geslachtsrijpe vrouwelijke fokkonijnen: bij een levend gewicht van minder dan 6 kg hebben de dieren minimaal 0,5 m2 tot hun beschikking. Bij een levend gewicht van meer dan 6 kg is dat 0,62 m2;
c) mestkonijnen vanaf de spening tot de slacht of vervangende konijnen (na de mestperiode (10-12 weken tot zes maanden oud): 0,2 m2/dier in vaste huisvesting en 0,15 m2/dier in mobiele huisvesting;
d) volwassen rammen: 0,6 m2/dier of 1 m2/dier indien de ram de ruimte deelt met voedsters die moeten worden gedekt.
Wettekst: Uitvoeringsverordening (EU) 2020/464: Afdeling 5, art. 18 en Bijlage I, deel V
Lees volledige wettekst